In de biologieles zal je vaak iets moeten tekenen. Hiermee leer je zo op verschillende manieren vast te leggen wat je precies ziet. Ook kan je goed kijken of je begrijpt wat je ziet en weet je of je verschillende onderdelen kan benoemen.
De tekenregels
- Je tekent altijd met potlood. Het liefst een potlood die niet al te zacht is en fijne lijnen kan maken. Een vulpotlood is hiervoor ideaal.
- Meestal gebruik je geen kleurpotlood. Ook is arceren of schetsen niet toegestaan. Alleen wanneer je aan moet geven dat iets bol of plat is mag je schaduw aanbrengen in de tekening.
- De tekening met op- en eventueel bijschrift maak je altijd op blanco papier. Dus papier zonder lijntjes.
- Per A4 maak je maximaal twee tekeningen. Dit zodat je de tekening mooi groot kan maken.
Het opschrift
Het opschrift deel je in in twee delen: rechts en links.
Rechts komt:
- Je naam
- Je studentnummer
- De datum
- De naam/titel van het practicum
Links komt:
- De naam van het organisme
- Het onderdeel/deel van het organisme wat je getekend hebt
- Type tekening
- Het soort doorsnede/aanzicht
- Type preparaat
- De vergroting
Bijschrift
Rechts van de tekening benoem je de getekende onderdelen. Dit geef je aan met een rechte, horizontale lijn, getekend met liniaal. Elke lijn krijgt een naam.
Onderschrift
Onder je tekening kan je nuttige informatie zetten. Dit is vaak kort en slaat direct op wat je hebt getekend.
De soorten tekeningen
In de biologie kan je verschillende soorten tekeningen maken. Dit zijn de natuurgetrouwe tekening waarbij je zoveel mogelijk details tekent. En de schematische tekening waarbij alleen de belangrijkste onderdelen worden getekend en details worden weggelaten.
Een schematische tekening kan je op drie manieren maken. Dit zijn de volgende:
Habitustekening
Bij een habitustekening teken je een volledig organisme of een compleet onderdeel van een organisme.
Met een habitustekening wil je de verhouding tussen verschillende onderdelen laten zien. In de tekening mag je schaduw aanbrengen om aan te geven welke delen rond of juist plat zijn.
Topografische tekening
Met een topografische tekening geef je aan waar verschillende weefsel bij elkaar liggen. Je tekent alleen de omlijning van elk soort weefsel wat je ziet. Hierbij teken je dus geen individuele cellen.
Deze tekening maak je vaak bij een kleine vergroting. Dus 40x tot soms 100x.
Detailtekening
In een detailtekening teken je op een grote vergroting. Dus 100x of 400x. De naam zegt het al een beetje, je gaat de cellen van het weefsel wat je tekent zo goed mogelijk weergeven in je tekening. Ook onderdelen in de cel kan je tekenen, mits je ze ziet natuurlijk.
Wanneer je plantencellen tekent teken je niet de losse cellen maar de celwanden. Het lijkt dan bijna alsof je de weggetjes op een kaart tekent.
Aangrenzende cellen geef je dan aan met twee lijnen, deze geven dan meteen de dikte van de celwand aan.
Een celmembraan teken je wel met een enkele lijn.