Bloedgroepen

Volwassenen hebben zo’n vijf tot zes liter bloed in hun lijf. Bloed, net als de rest van je lichaam, bestaat uit allemaal verschillende deeltjes. 45% van het bloed bestaat uit vaste delen zoals rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes. De overige 55% van het bloed bestaat uit bloedplasma. Bloedplasma bestaat grotendeels uit water maar ongeveer 7% zijn verschillende plasma-eiwitten en 2% opgeloste stoffen zoals zouten.

Bloed is belangrijk in het lichaam omdat het onder andere zuurstof, voedingstoffen, afvalstoffen en warmte rondbrengt door het lijf. Zonder bloed kunnen de cellen in je lichaam niet alle stoffen die nodig zijn ontvangen en afgeven.

Wanneer je word geopereerd of een ongeluk hebt gehad kan het zijn dat je veel bloed hebt verloren. In dat geval kan het zijn dat je een bloedtransfusie nodig hebt. Hierbij is het belangrijks dat de artsen het juiste bloed gebruiken. Niet iedereen heeft namelijk dezelfde bloedfactoren op de rode bloedcellen. Deze bloedfactoren noemen wij antigenen en delen wij in in vier verschillende groepen: antigeen A, B, AB of 0 (spreek je uit als ‘nul’).

Naast de bloedfactoren op de rode bloedcellen kan je ook antistoffen in het bloedplasma hebben. Antistoffen beschermen het lichaam tegen binnendringers welke daar niet thuishoren. Zo kan je anti A, anti B of allebei hebben.

Wanneer jij bloedcellen ontvangt met antigenen waarvoor jij ook antistoffen in je bloedplasma hebt beginnen deze antistoffen het donorbloed als ware aan te vallen en af te breken. Hierdoor gaat het bloed klonteren wat hele gevaarlijke gevolgen kan hebben.

Hoe weet je dan wanneer je welk bloed hebt en kan ontvangen. Dat kan je zien in de onderstaande afbeelding:

Bloedgroepen uit Biologie voor jou

Bloedgroep A betekent dus dat je antigeen A hebt en anti B. Welke bloedgroep zou jij dus niet van een donor kunnen ontvangen? Het juiste antwoord daarop is bloedgroep B of AB. Deze hebben namelijk antigeen B welke jou eigen antistoffen zullen aanvallen.

Welk bloed je met welke bloedgroep kan ontvangen is te zien in deze afbeelding:

Afweer 

Naast de rode bloedcellen heeft het menselijk lichaam ook nog witte bloedcellen en bloedplaatjes. In deze alinea gaan wij het hebben over de functie van de witte bloedcellen bij de afweer van het menselijk lichaam. De verdediging (ook wel afweer genoemd) van je lichaam bestaat uit meerdere lagen. Als eerste is er je huid en slijmvliezen. Slijmvliezen zijn aanwezig in je mond- en neusholten, longen en binnenkant van de vagina. Deze eerste laag vormt een barrière tegen ziekteverwekkers. Mocht een ziekteverwekker toch binnen het lichaam dringen, door bijvoorbeeld een wondje op je huid, dan staan witte bloedcellen paraat om de ziekteverwekkers op te eten of afweerstoffen te maken tegen ziekteverwekkers. Deze afweerstoffen noemen we antistoffen of antilichamen. 

Stolling 

Wat zorgt ervoor dat het wondje weer gedicht wordt? Dat is een belangrijke taak van de bloedplaatjes. Bloetstolling (dichten van een wond) ontstaat door bloedplaatjes. Bij de wond barsten de bloedplaatjes open en vormt het bloedplaatje kleverige draden (ook wel fibrine draden genoemd). Deze draden vormen een web, waarbij rode bloedcellen in vast blijven zitten. De draden en de rode bloedcellen drogen op en dit vormt een korstje. Onder het korstje versteld de huid en als de huid is hersteld dan valt het korstje af. 

Extra uitleg

Wil je nog verdere uitleg met wat verdieping in de stof? Kijk dan onderstaand filmpje. Hierin worden de bloedgroepen nog eens uitgelegd samen met de rhesusfactor.

Kijkvragen filmpje

1. Welke vier bloedgroepen zijn er (los van rhesusfactor)?

2. Welke bloedgroepen heeft de meeste kenmerken en welke bloedgroep de meeste kenmerken (antigenen en antistoffen)?

antwoordmogelijkheidMeeste kenmerkenMinste kenmerken
a.AAB
b.BA
c.AB0
d.0B

3. Welke bloedgroep komt in Nederland het meeste en het minste voor?

meesteminste
      

Opdrachten

1. Welke twee bloedfactoren bepalen tot welke bloedgroep je hoort?

            a. antigeen A

            b. antigeen B

            c. antistof A

            d. antistof B

2. Welke bestandsdelen in het bloed zijn verantwoordelijk voor de wondvorming?

            a. rode bloedcellen

            b. witte bloedcellen

            c. bloedplaatjes

3. Maud heeft bloedgroep A. Welke bloedfactoren bevinden zich op de rode bloedcellen van Maud?

            a. antistof A

            b. antistof B

            c. antigeen A

            d. antigeen B

4. Welke bloedcellen in het lichaam van de mens zijn mede verantwoordelijk voor de afweer van het lichaam?

            a. witte bloedcellen

            b. rode bloedcellen

            c. bloedplaatjes

5. Bij cikkelcel anemie is een bloeddeeltje ernstig misvormd waardoor er slecht zuurstof door het lichaam vervoerd kan worden. In de afbeelding hieronder zie je drie normale bloeddeeltje en een deeltje die aangetast is door cikkelcel anemie.                                                                        

Welk bloeddeeltjes worden aangetast door cikkelcel anemie?

          a. Rode bloedcellen

          b. Witte bloedcellen

          c. bloedplaatjes

6. Een patiënt komt met de spoedeisende hulp het ziekenhuis binnen. De man heeft al veel bloed verloren en heeft dringend bloed nodig. De man heeft bloedgroep A. Welk(e) bloedtype(s) kan de man ontvangen zonder dat hierbij het bloed gaat klonteren?                                        

          a. bloedtype A en 0

          b. bloedtype AB en 0

          c. Bloedtype A, B en 0

          d. Bloedtype A, B, AB en 0

7. Zet de grootte van de bloeddeeltjes op volgorde van klein naar groot.

          a. bloedplaatjes – witte bloedcellen – rode bloedcellen

          b. bloedplaatjes – rode bloedcellen – witte bloedcellen

          c. rode bloedcellen – witte bloedcellen – bloedplaatjes

          d. rode bloedcellen – bloedplaatjes – witte bloedcellen

          e. witte bloedcellen – rode bloedcellen – bloedplaatjes

          f. witte bloedcellen – bloedplaatjes – rode bloedcellen

8. Welk eiwit in rode bloedcellen zorgt ervoor dat zuurstof zich bindt aan de rode bloedcel?

          a. transcriptase

          b. adrenaline

          c. hemoglobine